De curator en griffierechten
Partijen die een civiele procedure willen voeren, moeten eerst griffierechten voldoen voordat de zaak door de rechter in behandeling wordt genomen. Voor curatoren levert dit soms problemen op, bijvoorbeeld in het geval zij een vordering op een debiteur hebben die niet betaalt en zij geen middelen in de boedel hebben om het griffierecht te kunnen voldoen. Of wanneer zij worden geconfronteerd met een hoger beroep tegen een voor hen succesvol vonnis en geen geld in de boedel hebben.(2) Daarnaast hebben curatoren te maken met verschillende categorieën griffierechten wanneer geprocedeerd wordt in een boedel van een rechtspersoon. Auteurs bespreken de hiervoor geschetste problematiek en doen suggesties voor mogelijke oplossingen.
Wet griffierechten burgerlijke zaken
Op grond van artikel 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken ("Wgbz") is eiser griffierecht verschuldigd vanaf de eerste uitroeping van de zaak of vanaf de eerste roldatum.(3) Voor de gedaagde geldt dit vanaf zijn verschijning in het geding. Binnen vier weken na het verschuldigd worden van het griffierecht dient het bedrag te zijn voldaan.(4) De hoogte van het griffierecht is afhankelijk van het onderwerp van de zaak en kan jaarlijks op 1 januari worden geïndexeerd. In 2019 betaalt een natuurlijk persoon voor een procedure bij de rechtbank waarbij een vordering onder de EUR 100.000 in het geding is, EUR 914. Voor rechtspersonen is het griffierecht vastgesteld op EUR 1992. Gaat het om een vordering boven de EUR 100.000, dan bedraagt het griffierecht EUR 1599 respectievelijk EUR 4030. Dit zijn aanzienlijke bedragen die bij de start van de procedure voldaan moeten worden. Zoals aangegeven moeten deze bedragen door eiser én gedaagde worden voldaan. Meent gedaagde ten onrechte in rechte te worden betrokken, dan moet eerst griffierecht worden betaald voordat hij verweer kan voeren.(5) Wordt het griffierecht door gedaagde niet voldaan, dan zal de rechter aan gedaagde verstek verlenen en de vordering van eiser toewijzen, tenzij deze hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
- Gelieve dit artikel aan te halen als: K. Schopman & A. Slaski, ‘De curator en griffierechten’, TvI 2019/39. Kimberly Schopman en Alexandra Slaski zijn beiden advocaat bij FENK Advocaten te Apeldoorn.
- Naast de in dit artikel geschetste problematiek, hebben curatoren met een lege boedel nog een ander probleem: zij beschikken ook niet over middelen om de kosten voor een advocaat of een gemachtigde te kunnen voldoen (tenzij ze een beroep op een regeling, zoals de Garantstellingsregeling curatoren, kunnen doen). Deze problematiek blijft in dit artikel echter buiten beschouwing.
- Wordt het griffierecht niet tijdig voldaan, dan ontslaat de rechter gedaagde van instantie met veroordeling van eiser in de kosten, zie artikel 127a lid 2 Rv.
- Dit betekent dat het bedrag op dat moment moet zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient.
- Zie artikel 128 lid 2 Rv.
Ook in hoger beroep geldt dat eerst griffierecht moet worden betaald voordat de zaak inhoudelijk begint en partijen hun memorie van grieven, respectievelijk memorie van antwoord mogen indienen. Betaalt de geïntimeerde het griffierecht niet, dan verleent het hof verstek aan geïntimeerde. Een verstekverlening aan de zijde van geïntimeerde in hoger beroep betekent niet dat de vordering van appellant wordt toegewezen (tenzij deze ongegrond of onrechtmatig voorkomt). Het hof dient namelijk zelfstandig te beoordelen of de grieven vernietiging van het vonnis in eerste aanleg meebrengen. Het niet kunnen betalen van griffierecht betekent echter wel dat een geïntimeerde geen verweer in hoger beroep kan voeren en daarmee op grote achterstand kan komen te staan.
Gevolgen Wgbz voor curatoren
Het komt in faillissementen regelmatig voor dat een curator een debiteur van de failliet aanspreekt tot betaling van een openstaande factuur. Betaalt die debiteur niet, dan kan de curator ervoor kiezen om betaling in rechte af te dwin- gen.(1) Al in 2012 stipte Postma in dit kader een probleem aan waarmee curatoren in het geval van een lege boedel worden geconfronteerd.(2) Wanneer de curator een procedure wil starten maar niet de beschikking heeft over enige boedel, is het voor hem niet mogelijk om een procedure te starten. Daaraan kan worden toegevoegd dat curatoren ook geconfronteerd worden met het niet kunnen voeren van verweer in een procedure. Bijvoorbeeld wanneer de wederpartij hoger beroep instelt tegen een voor de curator gunstig vonnis.
De wetgever heeft zich gerealiseerd dat niet iedereen in staat is het griffierecht te betalen. Daarom is in artikel 16 Wgbz bepaald dat een veel lager griffierecht (het griffierecht voor onvermogenden) verschuldigd is, indien een afschrift van het besluit tot toevoeging wordt overgelegd, of een verkla- ring van de raad voor rechtsbijstand waaruit blijkt dat het inkomen onder de grens ligt om in aanmerking te komen voor een toevoeging. Onvermogenden betalen in de hiervoor genoemde zaken een griffierecht van slechts EUR 81. Curatoren komen hiervoor niet in aanmerking aangezien zij een belang in het kader van een zelfstandig beroep uitoefenen en rechtsbijstand op grond van artikel 12 lid 2 onder e Wet op de rechtsbijstand niet aan hen zal worden verleend.
Van sommige personen of instanties wordt geen griffierecht geheven, zo bepaalt artikel 4 lid 1 Wgbz. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Openbaar Ministerie. Uit artikel 4 lid 3 Wgbz blijkt dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor bepaalde categorieën van zaken in het geheel geen griffierecht wordt geheven.(3) Hierbij dient te worden gedacht aan zaken die worden gevoerd in het algemeen belang of in het belang van een zwakker persoon die bescherming behoeft.(4) Ondanks dat met de afwikkeling van faillissementen een algemeen belang is gemoeid, worden curatoren in de Wgbz niet uitgezonderd van de voldoening van griffierechten. In de Faillissementswet is wel een bepaling opgenomen die curatoren vrijstelt van griffierechten. Dat is volgens artikel 17 Fw het geval bij een kosteloze behandeling van het faillissement. De griffierechten komen dan ten laste van de Staat. Deze vrijstelling ziet alleen op griffiekosten die verschuldigd zijn voor akten ter uitvoering van de Faillissementswet (5) en dus niet op het geval waarin de curator een ‘reguliere’ procedure voert om een vordering op een debiteur van de failliet te innen.
Curatoren met in hun boedel geen enkel ander actief dan een nietgeïnde vordering op een debiteur, kunnen niet procederen. Dit is een zeer ongewenste en onrechtvaardige consequentie van het wettelijk systeem.
Postma heeft in 2012 al opgeroepen tot het nihil stellen van het griffierecht voor curatoren in een lege boedel. Toenmalig minister Opstelten heeft bij brief van 5 december 2012 (6) aandacht besteed aan de oproep van Postma. Opstelten achtte het in 2012 – gelet op de financiële situatie waarvoor de overheid in het algemeen en het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Rechtspraak in het bijzonder zich geplaatst zien – niet wenselijk om een nieuwe categorie zaken te creëren waarvoor geen griffierechten betaald hoeven te worden. Uitkomst voor deze gevallen is volgens Opstelten de proceskostengarantieregeling van de Belastingdienst.
De door Opstelten voorgestelde oplossing, biedt echter meestal geen soelaas. Artikel 73.1.4 Leidraad Invordering 2008 bepaalt:
“Als de curator een gerechtelijke procedure (niet zijnde een bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure) moet aanspannen om een bate voor de boedel te kunnen realiseren, en de aanwezige baten van de boedel niet toereikend zijn om de proceskosten te voldoen, kan de curator bij de ontvanger een gemotiveerd verzoek indienen om garantstelling voor het bedrag dat niet uit de boedel kan worden voldaan. Bij de beoordeling van het verzoek neemt de ontvanger als uitgangspunt dat:
- de boedel bij de actie van de curator moet zijn gebaat;
- de ontvanger (een deel van) de in het faillissement ingediende vordering zal kunnen innen.
Daarnaast stelt de ontvanger de eis dat de schuldeisers – die bij een verdeling van de activa eveneens zullen profiteren van de vermoedelijke opbrengst van de procedure – bereid zijn om naar evenredigheid mee garant te staan voor de proceskosten. Dit geldt ook voor boedel- schuldeisers...”
- De curator dient daarvoor ex artikel 68 lid 2 Fw machtiging te hebben ver- kregen van de rechter-commissaris.
- Https://www.devos.nl/nieuws/het-probleem-van-griffiekos- ten-bij-een-procedure-in-een-leeg-faillissement.
- Dit is gebeurd in de Regeling griffierechten burgerlijke zaken.
- Kamerstukken II, 31 758, nr. 3, p. 8.
- Kinderman, GS Faillissementswet, art. 17 Fw, aant. 1.
- Brief 5 december 2012, 326248.
Allereerst komt deze oplossing alleen in aanmerking wanneer de Belastingdienst een schuldeiser is in het faillissement. Dat is vaak zo, maar niet altijd. De voorwaarden voor de proceskostengarantieregeling zijn bovendien streng en niet makkelijk te vervullen. Wil de Belastingdienst een deel van de in het faillissement ingediende vordering kunnen innen, dan zal de te innen vordering doorgaans aanzienlijk moeten zijn. Eerst moeten immers de kosten van de curator worden voldaan en de overige boedelkosten. Bovendien wenst de Belastingdienst niet alleen het risico te dragen en moeten ook de overige schuldeisers naar evenredigheid garant staan voor de proceskosten. In een lege boedel met veel schuldeisers zal dit vaak een onmogelijke opgave zijn. Kortom, de proceskostengarantieregeling zal curatoren in de praktijk geen uitkomst bieden.
Mogelijk oplossingen
Het probleem dat Postma in 2012 schetste, bestaat vandaag de dag nog steeds. Bovendien is het – zoals hiervoor aangegeven – ruimer en omvat het ook de situatie waarin de wederpartij in hoger beroep gaat en de curator geen middelen (meer) heeft om griffierecht te voldoen en verweer te kunnen voeren. Welke mogelijke oplossingen bestaan er voor deze problemen?
In de eerste plaats kan de wetgever overwegen om alsnog een nieuwe categorie zaken te creëren waarvoor geen griffierecht betaald hoeft te worden, namelijk voor zaken die door (of tegen) curatoren met een lege boedel worden aangespannen. Het argument van de erbarmelijke financiële situatie van de overheid gaat anno 2019 niet meer op.
Daarnaast zou bepaald kunnen worden dat het griffierecht voor onvermogenden geldt voor curatoren die ten tijde van de start van de procedure geen middelen in de boedel hebben om de griffierechten te kunnen voldoen.(1) De reden voor de invoering van een tarief voor onvermogenden is de gang naar de rechter ook toegankelijk te laten blijven voor personen met weinig financiële middelen.(2) Niet valt in te zien dat die overweging niet toepasselijk zou zijn op een curator die belast is met de afwikkeling van een faillissement en een maatschappelijke taak uitvoert.
- Hier kan tegenin worden gebracht dat een curator met een lege boedel ook geen EUR 81 kan voldoen, maar hierdoor zouden in ieder geval curatoren geholpen zijn met een kleine boedel. Bovendien zijn de kantoren van curatoren eerder bereid om een bedrag van EUR 81 voor te financieren, terwijl dat anders ligt wanneer een bedrag van EUR 4030 aan griffierechten moet worden voldaan.
- 13 Kamerstukken II, 31 758, nr. 3, p. 3.
Ook kan worden gedacht aan een constructie waarbij de curator het griffierecht wel verschuldigd is, maar dit tend hoeft te voldoen bij een veroordelend vonnis of arrest en wanneer hij van de wederpartij betaald heeft gekregen.
Een andere oplossing bestaat in het verruimen van artikel 17 Fw. Deze bepaling zou dusdanig uitgebreid kunnen worden dat zij niet langer alleen betrekking heeft op uit de Faillissementswet voortvloeiende procedures, zoals een renvooiprocedure, maar gaat gelden voor alle procedures waarin de curator betrokken wordt, dus ook die waarin hij zelf een geding aanhangig maakt om een vordering te innen.
Ten slotte kan een oplossing worden gevonden in het in debet stellen van het griffierecht, waarbij het griffierecht (bij een voor de curator succesvolle procedure) niet van curatoren wordt geheven, maar van de wederpartij. Verliest de curator de procedure, dan zijn de griffierechten boedelschuld. Men hoeft onzes inziens niet bang te zijn dat griffierechten hierdoor veelal oninbaar zullen zijn: curatoren zullen niet lichtvaardig een procedure starten. Bovendien kijkt ook de rechtercommissaris mee en zal hij geen machtiging voor een procedure verlenen indien er niet een goede kans bestaat dat de curator de procedure zal winnen (en de vordering kan verhalen). Wij beweren hiermee overigens niet dat door curatoren ingestelde procedures meestal succesvol zijn, maar benadrukken slechts dat curatoren niet onbezonnen procedures zullen starten wanneer er een oplossing komt voor het niet kunnen voldoen van griffierechten.
Hoogte griffierechten
Naast de hiervoor geschetste problematiek inzake het in staat zijn griffierechten te voldoen, speelt nog een andere kwestie. Rechtbanken en hoven voeren namelijk geen eenduidig beleid ten aanzien van de hoogte van het griffierecht dat de curator dient te voldoen, indien hij handelt in zijn hoedanigheid van curator van een rechtspersoon. Alle Rechtbanken en de Hoven ’s-Hertogenbosch en Den Haag brengen in zo'n geval het griffierecht voor een natuurlijk persoon in rekening, aangezien de curator als natuurlijk persoon in de procedure optreedt. Het Hof Amsterdam en het Hof Arnhem-Leeuwarden brengen daarentegen het hogere griffierecht voor rechtspersonen in rekening. Zij stellen zich op het standpunt dat de curator niet voor zichzelf optreedt, maar namens de failliete rechtspersoon. Zou de procedure door de rechtspersoon voor faillietverklaring zijn gevoerd, dan zou ook het griffierecht voor rechtspersonen in rekening zijn gebracht is de redenering. (1) Voert de curator van een rechtspersoon een procedure over een vordering van EUR 150.000 in hoofdsom bij het Hof Amsterdam, dan dient hij EUR 5382 aan griffierechten te vol- doen, terwijl dat bij het Hof Den Haag EUR 1684 is. Dit ver- schil in uitkomst is niet te rechtvaardigen.
- Zie recent het Hof Arnhem-Leeuwarden 23 juli 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6050.
In welke categorie zou de curator van een rechtspersoon moeten vallen? Die van natuurlijk of niet-natuurlijk persoon? Een aanknopingspunt voor de beantwoording van die vraag is te vinden in de Faillissementswet. Artikel 25 Fw bepaalt dat rechtsvorderingen die rechten of verplichtingen van de failliete boedel tot onderwerp hebben, door of tegen de curator moeten worden ingesteld. Uit artikel 25 Fw blijkt dat het uitsluitend de curator is die een gerechtelijke procedure ten behoeve van de boedel kan voeren en dat de curator ook enkel in zijn hoedanigheid van curator optreedt en de belangen van de boedel behartigt. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat artikel 25 Fw inhoudt dat een aanspraak jegens de boedel slechts kan worden verworven door op te treden tegen de curator en niet door op te treden tegen de failliet. De curator is derhalve de procespartij.(1) De failliet kan na de faillietverklaring door zijn proceshandelingen de boedel ook niet meer binden.(2) Het is de curator die procedeert ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers van de rechtspersoon (en niet ten behoeve van de rechtspersoon zelf); hij is niet met de gefailleerde rechtspersoon gelijk te stellen, hij is een mens van vlees en bloed, aangesteld om de boedel van de rechtspersoon af te wikkelen. Bovendien zijn de griffierechten voor natuurlijke personen een stuk lager dan die voor rechtspersonen, zodat curatoren met een zeer beperkte boedel eerder in staat zijn om een procedure te starten teneinde (meer) actief in de boedel te krijgen. Ook dit is voor ons een reden om te pleiten voor toepassing van het griffierecht voor natuurlijke personen.
Uit het voorgaande volgt onzes inziens dat de curator de griffierechten verschuldigd door een natuurlijk persoon dient te voldoen.
- Het is uiteraard zo dat de opbrengsten van een voor de curator succesvolle procedure niet in zijn vermogen vallen, maar in dat van de gefailleerde rechtspersoon. Verliest de curator de procedure, dan heeft de wederpartij een vordering op de gefailleerde boedel en niet op de curator in privé. De vermogensrechtelijke gevolgen van een door of tegen de curator te voeren procedure, brengen echter niet met zich dat de curator van een rechtsper- soon zelf ook als rechtspersoon heeft te gelden.
- Kortmann/Faber, Geschiedenis van de Faillissementswet, heruitgave Van der Feltz, I, p. 378.
Tot slot
Wanneer de curator geen middelen in de boedel heeft, is het starten van een procedure of het voeren van verweer niet mogelijk omdat het griffierecht niet kan worden voldaan. Al in 2012 is dit probleem aangekaart en toen is geopperd het griffierecht voor curatoren in een lege boedel op nihil te stellen. Toenmalig minister Opstelten achtte het niet wenselijk een nieuwe categorie zaken te creëren waarin geen griffierechten betaald hoeven te worden en verwees voor een oplossing naar de proceskostengarantieregeling van de Belastingdienst. Deze regeling biedt in de praktijk weinig soelaas. In dit artikel hebben wij een aantal mogelijke oplossingen geschetst. Voor alle oplossingen geldt dat ingrijpen door de wetgever nodig is.
Naast het hiervoor genoemde probleem, worden curatoren niet bij alle gerechtelijke instanties als natuurlijk persoon geduid voor de bepaling van het griffierecht. Wij zijn van mening dat de curator het griffierecht voor natuurlijke personen dient te voldoen.